Dit hoofdstuk beschrijft de belangrijkste ontwikkelingen die
zich de afgelopen decennia hebben voorgedaan in het Nederlandse
drugsbeleid aan de hand van een analyse van de
beleidsvorming op nationaal niveau. De integrale beleidsnota
Continuïteit en Verandering uit 1995 (Drugsnota
1995) is hierbij als schakelpunt gebruikt1. Hier liggen de volgende
overwegingen aan ten grondslag. Allereerst is deze
nota de eerste integrale drugsnota van ons land. Vanaf het
uitkomen van de nota is er tevens sprake van een structurele
en stelmatige wijze van dataverzameling over het onderwerp
drugs en drugsverslaving. De Drugsnota 1995 herbergt
daarnaast een eigen, zij het bescheiden, paragraaf
over de evaluatie van het voorafgaande drugsbeleid.
Met nadruk moet gesteld worden dat deze keuze niet
is gemaakt omdat er sprake zou zijn van een breekpunt in
het Nederlandse drugsbeleid. De ondertitel spreekt namelijk
over continuïteit. De keuze is veeleer ingegeven door bovenstaande
pragmatische redenen. In de afweging is tevens
rekening gehouden met enerzijds een zorgvuldige beschrijving
van het maatschappelijk complexe vraagstuk en anderzijds
de geboden korte tijdsspanne die ons gegeven is
om deze evaluatie uit te voeren.
Het hoofdstuk bestaat uit vier delen. Na deze inleiding,
waarin ook aandacht wordt besteed aan de lokale en internationale
determinanten van het beleid, vindt in het
tweede deel (§ 4.2) een beschrijving plaats van (de achtergronden
van) het ontstaan van het Nederlandse drugsbeleid.
Dit eindigt in 1995, als de integrale beleidsnota
Continuïteit en Verandering door de regering wordt aangeboden
aan het parlement. In het derde deel (§ 4.3) wordt
stil gestaan bij de belangrijkste uitspraken, zoals de fundamentele
visies van de regering op de drugsproblematiek en
de robuuste hoofdlijnen van het beleid én de concrete
verand erings processen die dan worden aangekondigd op
de diverse deelterreinen die aan de drugsproblematiek gerelateerd
zijn. In het vierde deel wordt thematisch beschreven
wat na deze drugsnota globaal de revue is gepasseerd
(§ 4.4). In de thematische hoofdstukken (6 tot en met 13)
wordt dieper ingegaan op de vraag of de beleidsvoornemens
uit 1995 zijn gerealiseerd en/of in hoeverre er zich
daarin – al dan niet sluimerend – wijzigingen hebben voorgedaan.
Lokale, internationale en andere determinanten van
nationaal beleid
Het hoofdstuk is geschreven vanuit het perspectief van de
rijksoverheid. De aandacht voor de lokale of regionale én
voor internationale determinanten van het beleid is beperkt.
Het risico daarvan is dat juist in een sterk gedecenTijdslijn
gebeurtenissen tot ontstaan
drugsproblematiek in de jaren zestig
1911
Eerste opiumconferentie in Den Haag (initiatief
VS n.a.v. interne problemen met gebruik
van opium).
1912
Verdrag Internationale Opiumconferentie in
Den Haag: bindende internationale maatregelen
(verplichting om nationale reglementen of
wetten uit te vaardigen, waardoor de productie
en verkoop van ‘verdovende’ middelen als cocaïne
en opiaten alleen nog maar voor geneeskundige
of wetenschappelijke doeleinden
mochten plaatsvinden).
1919
Totstandkoming Opiumwet (gewijzigd in
1928 en 1976). Bezit van drugs was nog niet
strafbaar; handel uitsluitend voor medische
doeleinden.
1928
Herziening van de Opiumwet: strafbaarstelling
van bezit van drugs (inclusief cannabis).
1939
Ministeriële beschikking van Sociale Zaken:
recept voor ‘verdovende’ middelen verplicht
(t.b.v. controle op apothekers, artsen en verslaafden).
Aanmelding eerste niet-medische drugsgebruikers
in Consultatiebureau voor Alcoholisme
in Amsterdam.
1953
Oordeel Staatstoezicht: vooral artsen waren
verantwoordelijk voor de verspreiding van het
drugsgebruik.
Strafbaarstelling van het gebruik (‘aanwenden’)
van cannabis.
1961
Vaststelling Enkelvoudig Verdrag van Verenigde
Naties inzake verdovende middelen (in
1972 gewijzigd bij protocol). Gebruik van de
aangemerkte middelen blijft beperkt tot geneeskundige
en wetenschappelijke doelen.
Toezichthouder wordt het INCB (International
Narcotic Control Board).
4 Ontwikkeling van het Nederlandse drugsbeleid
45
a Deze paragraaf is o.a. gebaseerd op de historische analyse van het Nederlandse drugsbeleid van M. de Kort (1995)2, A. Baanders, (1989)3 en
G.F. van de Wijngaart (1991)4.
4 Ontwikkeling van het Nederlandse drugsbeleid
46
traliseerd land als Nederland het zicht verloren dreigt te gaan op contradicties tussen landelijke en lokale of regionale
beleidslijnen. In veel gevallen zijn vaak lokale gebeurtenissen en processen aan formeel rijksbeleid voorafgegaan.
De Nederlandse verhoudingen maken het bovendien mogelijk dat lokaal beleid in een aantal opzichten
afwijkt van landelijke richtlijnen en/of daarop vooruitloopt. Dit biedt ruimte voor experimenten en eigen initiatieven.
En net zoals lokale ontwikkelingen van invloed zijn geweest op het rijksbeleid, zo hebben ook internationale
ontwikkelingen het beleid beïnvloed, in de zin van de agenda mede bepaald óf de ruimte voor probleem -
oplossingen