In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van ontwikkelingen in het drugsgebruik en de gevolgen daarvan
in Nederland. Ook worden vergelijkingen gemaakt met andere landen om de situatie in Nederland in een context
te plaatsen. De stand van de drugsproblematiek kan worden afgemeten aan de hand van vijf epidemiologische
kernindicatoren die door het European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA) zijn vastgesteld.
1 Deze zijn:
1) Prevalentie van drugsgebruik in de algemene bevolking en onder scholieren (§ 5.2)
2) Prevalentieschattingen van problematisch drugsgebruik (§ 5.3)
3) Hulpvraag vanwege drugsgebruik (§ 5.4)
4) Infectieziekten gerelateerd aan drugsgebruik (§ 5.5)
5) Drugsgerelateerde sterfte (§ 5.6)
In dit hoofdstuk is de vergelijking beperkt tot de EU-15 en Noorwegen, en soms Zwitserland. Ter aanvulling zijn
indien beschikbaar gegevens voor de VS (en incidenteel Canada en Australië) meegenomen. Sinds begin jaren
negentig zijn dankzij de oprichting van het EMCDDA duidelijk vorderingen gemaakt wat betreft het afstemmen
van meetinstrumenten, leeftijdsgroepen en andere methodologische aspecten. Desondanks zijn de onderzoeken
en registratiesystemen in de diverse landen echter zelden zo op elkaar afgestemd dat vergelijkingen zonder enige
voorzichtigheid mogelijk zijn. Met name kleine verschillen in aantallen en prevalenties hoeven niet betekenisvol
te zijn. In een aantal internationaal aangestuurde studies, zoals de ESPAD-studie onder scholieren in Europese
landen, is de methode van dataverzameling meer geharmoniseerd, althans de wijze van ondervragen. De gegevens
zijn daarom beter vergelijkbaar, maar ook hier geldt een voorbehoud. Aan § 5.2 worden ook gegevens
over speciale (risico)groepen toegevoeg