Justitie, in het bijzonder het Openbaar Ministerie (OM),
werd vanaf de tweede helft van de jaren zestig in toenemende
mate met drugsproblematiek geconfronteerd. Het
OM maakte gebruik van de bevoegdheid om, al voordat
de wijziging van de Opiumwet een feit was, in richtlijnen
een onderscheid aan te brengen tussen cannabis en harddrugs.
In 1969 kwamen de eerste landelijke richtlijnen tot
stand; hierin werd een onderscheid aangebracht tussen (1)
incidentele gebruikers van cannabis, (2) geregelde gebruikers
van cannabis en (3) gebruikers van harddrugs plus
handelaren. Een differentiële benadering in typen drugs
was met andere woorden al jaren eerder dan de wetswijziging
die in 1976 tot stand kwam praktijk, en dus ook
voordat de commissie Baan in 1972 haar advies had uitgebracht.
Ook na de wijziging van de Opiumwet in 1976 hebben periodieke aanpassingen in de (al jaren voor de wetswijziging
opgestelde) richtlijnen van het OM, op grond van het opportuniteitsbeginsel, daarin een belangrijke
plaats gehad. In 1977 werd door het OM bepaald dat in het driehoeksoverleg (burgemeester, hoofdcommissaris
van politie, hoofdofficier van justitie) lokaal beleid inzake de strafrechtelijke vervolging van kleinhandel in cannabis
besloten moest worden. Hierdoor ontstond de mogelijkheid dat men in jongerencentra ‘huisdealers’ kon
gedogen (vervolging kreeg lage prioriteit) mits ze zich aan strenge voorschriften hielden, waaronder uiteraard
het zich geheel afzijdig houden van de verkoop van harddrugs. In 1980 vond een verdergaande vastlegging van
het opsporings- en vervolgingsbeleid plaats doordat nieuwe richtlijnen in de Staatscourant werden gepubliceerd:
mits de kleinhandel zich onopvallend zou gedragen werd de vestiging van commerciële coffeeshops mogelijk.
In 1987 werd in richtlijnen vastgesteld dat er wordt opgetreden als aan klanten meer dan 30 gram wordt verkocht,
openlijke affichering en provocerende handel plaatsvindt én wanneer aan minderjarigen cannabis wordt
verkocht. In 1991 werden de AHOJ-G-criteria landelijk van kracht (A = geen affichering, H = geen handel in
harddrugs, O = geen overlast, J = geen levering aan jongeren, G = geen verkoop van hoeveelheden boven 30
gram. De nieuwe aanwijzingen voor opsporing en vervolging zijn nooit geformaliseerd in nieuwe wetgeving.
Later zijn hier criteria aan toegevoegd en specificaties van bestaande criteria (zie § 6.5.3).