menteerde toelevering van cannabisproducten aan de coffeeshops’ stelde de nota dat dit vanwege verdragsverplichtingen
onmogelijk was. Los daarvan werd de vrees geuit dat zo’n regeling zou leiden tot lagere prijzen
en het ‘drugvriendelijke imago’ van Nederland zou versterken. Als alternatief was het, aldus de nota, ‘in beginsel’
mogelijk dat zo’n 35.000 huistelers in de binnenlandse vraag naar cannabis zouden kunnen voorzien. Maar een
mogelijk risico daarvan was dat ‘althans een deel van de huistelers wordt geannexeerd door criminele organisaties’.
De belangrijkste beleidsvoornemens t.a.v. cannabis waren de volgende:
• Regulering coffeeshops De commercialisering van de verkoop van cannabis in coffeeshops werd in de nota
op zichzelf niet ter discussie gesteld: ze hadden ‘bewezen een bijdrage te kunnen leveren aan de gewenste
scheiding van de detailhandelsmarkten in soft- en harddrugs’. Onder strikte voorwaarden werd daarom niet
strafrechtelijk opgetreden tegen degenen die cannabis verkopen in locaties waarover in het driehoeksoverleg
overeenstemming was bereikt. Wel was er een toename ‘in tal en last’ en werd opgemerkt dat een deel
onder invloed stond van criminele organisaties. Daarom was een regulering gewenst (waaronder afname
van het aantal verkooppunten) waarover gemeenten in het driehoeksoverleg met korpschef en officier van
justitie afspraken konden maken.
• Bestrijding georganiseerde criminaliteit Bij de beoordeling van het coffeeshopbeleid stelde de nota de invloed
van de georganiseerde criminaliteit voor als een belangrijke toetssteen. De rol daarvan moest zo veel mogelijk
worden teruggedrongen, nog los van het feit dat ze niet de kans mocht krijgen ‘om geld te verdienen aan
de gedoogde verkoop van cannabis’ vanuit de coffeeshops. Derhalve kreeg de thuisteelt tot 5 planten een
lage opsporingsprioriteit.
• Tegengaan drugtoerisme De buitenlandse kritiek op het Nederlandse beleid was, aldus de nota, vooral gericht
tegen de import van hoeveelheden cannabis die als ‘voorraad’ opgevat konden worden. Om dat tegen te
gaan werden de OM-richtlijnen zodanig aangepast dat de toegestane verkoop tot 5 gram per klant werd
beperkt.
4.3.5 De straf