sieve manieren van werving (drugrunners) en onduldbare overlast in woonbuurten en stadscentra. Voorgesteld
werd om politiekorpsen beter op elkaar af te stemmen en de vervolging van drugszaken met buitenlandse
verdachten over te dragen aan de buitenlandse autoriteiten. Buitenlandse verslaafden die strafbare
feiten pleegden moesten gericht opgespoord, vervolgd en berecht worden en/of overgedragen of direct uitgezet
worden. De export van buitenlandse drugsproblemen naar Nederland moest worden beëindigd.
4.3.3 Preventie, zorg en behandeling
Vanzelfsprekend spitste de aandacht in de drugsnota zich toe op actuele thema’s, maar – zoals we nog zullen
zien – een aantal daarvan heeft hun actualiteit weten te behouden. In en na 1995 vroeg de opkomst van het
gebruik van ‘designerdrugs’, in het bijzonder ecstasy, om een nieuwe benadering. Vanuit de optiek van preventie
werd opgemerkt dat deze drugs in het algemeen niet leidden tot lichamelijke afhankelijkheid, maar wel ernstige
acute gezondheidsschade met zich meebrachten. Wat de hulpverlening aan drugsverslaafden betrof, werd gesteld
dat hulp die zich richtte op schadebeperking redelijk effectief was. Daardoor was, aldus de nota, de gezondheidstoestand
van Nederlandse verslaafden relatief goed; als indicator werd het groeiend contingent oudere
verslaafden genoemd. Verder werd opgemerkt dat een deel van de Nederlandse verslaafden sociaal ‘betrekkelijk
goed’ geïntegreerd was.i
Ondanks de positieve beoordeling van de drugshulpverlening werden tal van maatregelen aangekondigd om
de zorg beter aan te passen aan de behoeften en omstandigheden de verslaafden en hun omgeving. Door de
uitbreiding van de toepassing van projecten en voorzieningen uitgaande van dwang en drang (in combinatie met
uitbreiding van reguliere celcapaciteit) werd beoogd een ‘wezenlijke vermindering van de overlast’ van de zijde
van problematische criminele verslaafden te bereiken. Hiernaast was het streven erop gericht te experimenteren
met de medische verstrekking van heroïne, met de kanttekening dat deze interventie allereerst gericht moest zijn
op ‘oudere patiënten die een lange verslavingscarrière achter de rug hebben en wier psychosociale situatie zonder
perspectief is’, dit vanwege de ‘ongetwijfeld grote aantrekkelijkheid’ die aan de deelname zou kleven.
Aanpassingen in preventie, zorg en behandeling
Om de door verslaafden veroorzaakte overlast en de variëteit van extreem problematische doelgroepen het
hoofd te kunnen bieden was, aldus de nota, een aangepaste benadering noodzakelijk. Op grond van evaluatieonderzoek
was de zin van de op dat moment in nog veel behandelingsprogramma’s aanwezige op abstinentie
gerichte methodieken ter discussie komen te staan: ze hadden slechts beperkte invloed op het verloop van het
verslavingsproces. Daarom waren bijstellingen vereist: vernieuwing van de preventie; betere afstemming tussen
de verschillende vormen van zorg en differentiatie van het intramurale zorgaanbod; betere aansluiting van de
intramurale en ambulante zorg op het verblijf in penitentiaire inrichtingen (dwang- en drangprojecten); experimentele
verstrekking van heroïne op medische indicatie. Hieronder volgt een toelichting:
• Zorgvernieuwing en preventie Door de permanente verandering van de drugsproblematiek (nieuwe drugs,
veranderende gebruikspatronen, nieuwe risicogroepen) moest ook het preventiewerk veranderen en voldoen
aan hoge eisen, en dient een dynamische aanpak te prevaleren. Onderzoek naar de effectiviteit en doelmatigheid
van preventie zou worden gestimuleerd. Preventie moest nieuwe risicogroepen in een vroeg stadium
benaderen, een breder aandachtsgebied krijgen en meer oog hebben voor sociale achterstandssituaties. Door
samenwerking met o.a. jeugdhulpverlening moesten zwerfjongeren, spijbelaars en allochtone en autochtone
randgroepjongeren worden benaderd. Verder moest ‘een nieuwe impuls’ worden gegeven aan ‘hoogwaardige,
realistische voorlichting’ over het gebruik en misbruik van alcohol, nicotine en drugs zoals op scholen
en mede specifiek gericht op probleemgroepen. Ook was een nieuwe benadering nodig gezien de opkomst
van het gebruik van designerdrugs. Tot slot werd voorgesteld om de systematiek van het verkrijgen van statistische
en onderzoeksgegevens over drugsgebruik te verbeteren; dit streven kwam overeen met vergelijkbare
initiatieven in Europa.
• Betere afstemming In plaats van een standaardaanbod van hulpverlening werd ‘zorg op maat’ bepleit. Mede
door methadonprogramma’s leidde een groot aantal van de verslaafden weliswaar een ‘maatschappelijk redelijk
geïntegreerd leven’, maar de resocialisatie (scholings-, arbeids- en huisvestingsprojecten) sloot hier
evenwel nog niet goed op aan. De nota stelde verder voor dat de werkzaamheden van drugshulpverleningsinstellingen
beter moesten aansluiten op die van algemene instellingen van maatschappelijke dienstverlening
(waaronder arbeidstoeleiding), politie en justitie (inclusief reclassering). Om deze samenhang te bevorderen
werd een