In de afgelopen periode is de overheid doorgegaan met het stimuleren van preventieprojecten, waaronder op
grote publieksgroepen gerichte campagnes, alsook projecten die op (hoog)risicogroepen gericht zijn, in het bijzonder
(verslaafde) druggebruikers. Deze laatste activiteiten vallen samen met beleid gericht op harm reduction.
Specifieke aandacht is onder andere uitgegaan naar de preventie van (de gevolgen van) het gebruik van
synthetische drugs als ecstasy en varianten daarop, of middelen die eerst nog niet op een lijst van de Opiumwet
waren geplaatst (zoals 2CB).l Het gebruik van ecstasy kreeg veel aandacht omdat de drug in bepaalde groepen
heel populair werd. De stoffen waren echter van een dubieuze chemische samenstelling en herkomst, terwijl
bovendien het gebruik op houseparty’s of dancefeesten vanwege de fysieke omstandigheden aldaar zorgwekkend
waren. De verwachting was dat door een stelsel van maatregelen waarschijnlijk veel gezondheidsschade
voorkomen kon worden.42 Met het project Uitgaan en drugs (2002-2006), een uitvloeisel van het ecstasybeleid
(zie hierboven) is gestimuleerd dat op regionaal niveau aandacht wordt besteed aan preventie van riskant middelengebruik
in het uitgaanscircuit. Het project was gebaseerd op de principes van harm reduction.
Verder is vermeldenswaard het in 2005 door het Trimbos-instituut gestarte project Preventie in de Coffee -
shop, een uitvloeisel van de Cannabisbrief 2004 (zie hierboven). Aanleidingen waren meer cannabisgebruikende
personen in de verslavingszorg, signalen over het verband met psychische stoornissen als gevolg van cannabisgebruik,
een toename van het THC-gehalte in nederwiet en berichten dat sommige groepen langdurig in coffeeshops
verbleven. De overheid wilde via het project riskant cannabisgebruik onder de aandacht brengen. Het
project richtte zich primair op de bezoekers van de shops.
Een apart probleem vormde de teelt en verkoop van hallucinogene paddenstoelen (paddo’s). De aandacht
hiervoor nam toe na een (groeiend) aantal incidenten, overwegend in Amsterdam, waarbij (meestal buitenlandse)
gebruikers ervan werden verdacht onder invloed van paddo’s een ongeval te hebben gehad. Ofschoon de CAM
(zie hieronder) de risico’s van (verse) ‘paddo’s’ voor de volksgezondheid laag schatte, besloot de minister van
VWS op grond van onvoorspelbaar en risicovol gedrag om paddo’s (zowel verse als bewerkte) op lijst II van de
Opiumwet te plaatsen.
4.4.4 Onderzoek en monitoring
Ten opzichte van de periode vóór 1995 is er de afgelopen jaren veel veranderd op het vlak van de informatievoorziening
en beschikbare kennis over de epidemiologie van het gebruik van drugs (middelen, samenstelling
en kenmerken van gebruikersgroepen, risicofactoren, prevalentie en incidentie) alsook de kenmerken van het
verslavingsproces en de kenmerken van werkzame behandeling. Het heeft instellingen en in het bijzonder de
overheid een steeds beter inzicht verschaft om hun beleid te beoordelen en/of te herijken.
Het is bijvoorbeeld beter mogelijk geworden om op evidentie gebaseerde uitspraken te kunnen doen over de
effecten van behandelprogramma’s, zoals de medische verstrekking van heroïne, of van behandelmethodieken
in het kader van het justitiële verslavingsbeleid.
Sinds 1993 fungeert al het DIMS (zie § 4.1) dat zich richt op de samenstelling van recreatieve drugs. In 1984
werd het eerste vierjaarlijkse Peilstationsonderzoek onder scholieren uitgevoerd waarin alleen naar het gebruik
van cannabis werd gevraagd; vanaf 1988 werd ook naar het gebruik van andere drugs gevraagd. Vanaf 1997
volgde ook de vierjaarlijkse landelijke onderzoeken naar middelengebruik onder de algemene bevolking (NPO).
Van belang is voorts de totstandkoming van de Nationale Drug Monitor (NDM), ondergebracht bij het Trimbos-instituut,
die verantwoordelijk is voor de integratie van monitoringgegevens op het terrein van drugs- en
alcoholgebruik. Vanaf 2000 vindt een jaarlijkse rapportage plaats. Ook zijn er aparte studies verschenen over
o.a. het gebruik van ecstasy (1997) en crack43 m (1997) in Nederland, de verkoop van nieuwe psychoactieve
stoffen in ‘smart shops’44 n (2001) en periodiek vindt een rapportage plaats over het THC-gehalte in de in coffeeshops
aangeboden cannabis.45-48 Verder moet gewezen worden op de instelling van het Coördinatiepunt Assessment
en Monitoring Nieuwe Drugs (CAM) dat in 1999 op verzoek van de minister van VWS is ingesteld,
mede ter uitvoering van een besluit van de Europese Raad. Het CAM heeft meerdere risicoschattingen verricht
l De werking van de Opiumwet staat het toe dat wanneer dat nodig is nieuwe stoffen direct onder de werking van de Opiumwet kunnen
worden gebracht.
m In het rapport Crack/gekookte coke in Nederland werd een vergelijkbare situatie als in de Verenigde Staten rond het gebruik van rookbare
cocaïne niet waarschijnlijk geacht.
n De centrale conclusie van de werkgroep die de nota Smart shop en nieuwe trends in het gebruik van psycho-actieve stoffen had opgesteld,
luidde dat